Meer en betere oogst

Meer opbrengst van je fruitbomen

De Nederlandse fruitteelt staat voor aanzienlijke uitdagingen. Enerzijds neemt de druk op de teelt toe door afnemende biodiversiteit, wat leidt tot een verminderde bestuiving en natuurlijke plaagbestrijding. Anderzijds zorgt klimaatverandering voor toenemende onzekerheid, met vroegere bloei, late nachtvorst, langdurige droogte en hevige regenval. Die hebben een directe invloed op de oogstzekerheid en fruitkwaliteit. Hoewel je geen invloed kunt uitoefenen op de weersomstandigheden, kun je de bestuivers in de (fruit)boomgaard wel een handje helpen!
Vroegere bloei
Door klimaatverandering is de bloei van fruitbomen vervroegd ten opzichte van een aantal decennia geleden. Gemiddeld begint het groeiseizoen nu op 5 april, waar dat een eeuw geleden nog eind april was. Als we veel broeikasgassen blijven uitstoten en de klimaatverandering versnelt, kan dat zelfs begin maart worden. Ook is de kans op koude perioden tijdens de bloei toegenomen. Met één nachtje flinke vorst treedt er al veel schade op. Voor een kiemplant kan het zelfs einde oefening zijn.
De vroegere lente heeft niet alleen gevolgen voor de plant zelf. Ook bijen hebben daarmee te maken. In het vroege voorjaar is bloeiende vegetatie nog schaars. Als de bijen uit hun winterrust komen, zullen ze direct behoefte hebben aan bloemen die stuifmeel en nectar produceren. Stuifmeel is rijk aan eiwitten, vetten en andere voedingsstoffen die nodig zijn voor de opbouw van spiermassa en de ontwikkeling van eitjes en larven. Speenkruid, Voorjaarsganzerik, Maart viooltje en Klein hoefblad zijn dan een aanwinst voor de boomgaard.


Eigen vliegseizoen
Bovendien heeft elke bij zijn eigen ‘vliegseizoen’. Honingbijen zijn geliefd in fruitboomgaarden, maar honingbijen vliegen pas rond bij warmere temperaturen. Er zijn soorten wilde bijen die juist koudere temperaturen en harde wind trotseren, zoals metselbijen, zand- en groefbijen en hommels.
+ Metselbijen
Metselbijen, vooral Gehoornde metselbijen, vliegen vroeg in het voorjaar, als de vroegbloeiende fruitbomen zoals peer en kers bloeien. Rosse metselbijen vliegen iets later, maar komt vaak in grotere aantallen voor. Behalve fruitbomen bezoeken metselbijen ook vroegbloeiende kruiden zoals Paardenbloem, Pinksterbloem en Paarse dovenetel.
+ Zand- en groefbijen
Zand- en groefbijen zijn grondnestelende bijen. Zandbijen verzamelen relatief veel stuifmeel van bomen uit de Rozenfamilie. Een aantal soorten zandbijen zijn vroeg in het jaar al aanwezig, en kunnen daarom ook voor vroegbloeiende rassen van betekenis zijn. Groefbijen leven in kleine groepen of zelfs kolonies, waarmee ze een wat grotere populatieomvang kunnen bereiken.
+ Aardhommels
Een wilde kolonie aardhommels kan een omvang van wel 500 individuen krijgen, en daarmee een behoorlijk aandeel in de bestuiving op zich nemen. Daar staat echter tegenover dat ze ook een lange periode, van maart tot oktober, voedselbronnen nodig hebben, en dat er voldoende mogelijkheden voor nestgelegenheid moet zijn.

Bloeiende planten binnen vliegafstand
Om te zorgen dat deze bijen zich succesvol vestigen en vermeerderen in de buurt van de boomgaard, hebben ze voedsel, nestgelegenheid en voortplantingsmogelijkheden nodig. Sommige soorten hebben maar een beperkte vliegafstand, dus is het belangrijk dat ze het in de nabije omgeving van de fruitbomen kunnen vinden, anders gaan ze zich elders vestigen.
Daar voorziet het mengsel Bestuivers in de (fruit)boomgaard (FB1) met vroege bloeiers zoals Reukloze kamille, Dagkoekoeksbloem, Gewone brunel en Gewoon barbarakruid, maar ook bloemen die wat later in het seizoen bloeien, zodat er een mooie ‘bloeiboog’ ontstaat. Met name voor hommels is het belangrijk om jaarrond een groot nectaraanbod te hebben. Denk ook eens aan het aanplanten van vroegbloeiende struiken zoals wilgen of (in tuinen) toepassing van vroegbloeiende bolgewassen als Blauw druifje, Vingerhelmbloem en Boerenkrokus.