Het beste landschap voor bestuivers
Cruydt-Hoeck is partner van BEESPOKE, een project van het Interreg North Sea Region Programma dat beleidsmakers, onderzoeksinstituten, adviseurs en eindgebruikers uit zes landen bij elkaar brengt (Engeland, België, Nederland, Duitsland, Denemarken en Zweden). Doel is met nieuwe methodes en kennis de biodiversiteit te verhogen en gelijktijdig de bestuiving van voedselgewassen door insecten te optimaliseren.
'De focus van BEESPOKE ligt op het agrarische gebied waar veel winst te behalen valt, eenvoudigweg omdat we veel landbouwgrond hebben in Nederland. Ik geloof oprecht dat als we het land beter begrijpen, we betere keuzes kunnen maken.' Aldus Jojanneke Bijkerk van Cruydt-Hoeck. Onder begeleiding van Bijkerk deed Anouk Boersma, afgestudeerd student Diermanagement aan Van Hall Larenstein en medewerker Collectiebeheer bij Cruydt-Hoeck, onderzoek naar de vraag: 'Welk landschap heb je nodig om een betere leefomgeving te creëren voor bestuivers?'
Wat onderzoek jij namens Cruydt-Hoeck voor BEESPOKE?
‘Het klinkt misschien wat vreemd, maar ik onderzoek wat er al is onderzocht. In bestaande literatuur zoek ik naar welke soorten wilde bestuivers - dus geen honingbijen! - en natuurlijke plaagbestrijders geassocieerd zijn met de BEESPOKE gewassen en wat deze soorten vervolgens nodig hebben om hun hele levenscyclus succesvol te kunnen doorstaan bij het gewas. Hierbij kun je denken aan bloemenmengsels voor voedselaanbod voor insecten, maar ook andere landschapselementen zoals bijvoorbeeld wilgen die stuifmeel bieden in het voorjaar en dood hout waar insecten in kunnen nestelen.
Op welke landbouwgewassen richt je onderzoek zich?
De doelgewassen in Nederland zijn koolzaad, veldbonen, pompoenen, aardappels en graan.
Heb je al interessante inzichten opgedaan?
Er zijn eigenlijk twee dingen die veel naar voren komen. Ten eerste wordt steeds weer bewezen dat honingbijen helemaal niet zulke efficiënte bestuivers zijn en dat veel gewassen vooral een combinatie van verschillende soorten bestuivers nodig hebben. Ten tweede wordt er nu nog veel gebruik gemaakt van insecticiden en pesticiden in de commerciële teelt. Door het spuiten van deze stoffen wordt niet alleen de plaag zelf bestreden, maar ook de natuurlijke vijanden. Meerdere onderzoeken tonen aan dat de plaagbestrijdingsfunctie hiermee juist achteruit gaat!
De relatie tussen plaaginsect en natuurlijke vijand is vaak niet zo eenvoudig als dat het lijkt. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de gewone zwartschildkever en de schildwesp, Aphidius ervi, beide natuurlijke vijanden zijn van de erwtenbladluis, maar dat de natuurlijke bestrijdingsfunctie van deze luizen achteruit gaat wanneer beide soorten aanwezig zijn. Dat komt omdat de kever ook op de schildwesp rooft. Daarmee richt hij niet alleen zijn eigen bestrijdingspotentieel op de ‘verkeerde’ soort, maar schakelt daarbij ook nog eens de andere natuurlijke vijand uit. Het gekke is dat de plaagbestrijdingsfunctie van de erwtenbladluis juist wordt geoptimaliseerd wanneer diezelfde schildwesp wordt gecombineerd met het Zevenstippelig lieveheersbeestje, terwijl ook deze op de schildwesp rooft.
Welke rol spelen bloemrijke akkerranden bij het aantrekken van bestuivers en natuurlijke vijanden?
Bloemrijk grasland speelt een belangrijke rol in de voedselvoorziening van bestuivers. Diversiteit en stabiliteit zijn hierbij belangrijke factoren. Een verscheidenheid aan plantensoorten zorgt ervoor dat het voedselaanbod verspreid wordt door het jaar heen, omdat de bloeitijd per plant varieert. Wanneer de akkerrand bewust beheerd wordt (denk aan o.a. gefaseerd maaien), kan dit een stabiel habitat vormen voor soorten die de omliggende, relatief kort bloeiende, gewassen bestuiven. Het nadeel is dat een bloemrijk grasland ook plantensoorten kan bevatten die als gastheer dienen voor ziekten en plagen. Witte klaver, bijvoorbeeld, trekt een grote variatie aan bijensoorten aan, maar onderzoek toont aan dat deze soort ook als natuurlijk reservoir dient voor het Courgettegeelmozaïekvirus. Dit virus kan de opbrengst van o.a. pompoenen drastisch verlagen. Dat hoeft niet direct een probleem te zijn, maar het zijn wel dingen die belangrijk zijn om in ons achterhoofd te houden wanneer we de soortensamenstelling van een bloemrijke akkerrand ontwerpen.
Landschapselementen zoals houtsingels, poelen en inheemse hagen spelen net zo’n grote rol in het vergroten van de biodiversiteit als een bloemenweide. Wat zijn de functies van deze landschapselementen?
Dat verschilt per landschapselement en daarbij is diversiteit heel belangrijk. Het doel is om de doelsoorten in alle aspecten van hun levensonderhoud te voorzien en daar heb je op kleine schaal verschillende elementen voor nodig. Houtsingels bieden bijvoorbeeld voedsel, schuilplaatsen, nestgelegenheid en kunnen, net als andere lijnvormige elementen, bestuivers van het ene habitat naar het andere begeleiden.
En wat is de rol van poelen en inheemse hagen?
Poelen bieden unieke mogelijkheden voor oeverplanten, die op hun beurt weer insecten van nectar voorzien. Maar elke waterpoel is anders. Welke soorten een landschapselement aantrekt hangt van enorm veel factoren af. Een poel met een variatie aan oeverplanten biedt foerageermogelijkheden. De grote wolbij is gek op moerasandoorn, terwijl engelwortel veel zweefvliegen aantrekken. Een poel met een rietkraag, daarentegen, biedt meer schuilmogelijkheden. Behangersbijen en metselbijen gebruiken de holle stengels om in te nestelen. De samenstelling van een inheemse haag zal voornamelijk bepalen welke soorten erop afkomen. Zo trekt hondsroos bijvoorbeeld zandbijen aan, terwijl meidoorns en wilgen voornamelijk hommels aantrekken.
Waar sta je in je onderzoek?
Op dit moment heb ik de connectie tussen de gewassen en hun wilde bestuivers en plaaginsecten helder. Nu ga ik beginnen met de connectie tussen deze insecten en de landschapselementen die zij nodig hebben en op welke manier zij deze gebruiken.
Wat hoop jij te bereiken?
Ik hoop dat dit onderzoek bewustwording brengt over het belang van wilde bestuivers en plaagbestrijders. En daarnaast hoop ik natuurlijk op duidelijke resultaten die goed kunnen worden vertaald naar praktische beheermaatregelen.
BEESPOKE is een Interreg-project ondersteund door het Noordzeeprogramma van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling van de Europese Unie.