'Gelukkig is biodiversiteit echt een thema tegenwoordig.'
Eind september werd er een 13,3 kilometer lange dijk in Wolferen-Sprok aan de noordzijde van de Waal (Gelderland) opgeleverd. Eén van de negen dijkversterkingsprojecten in de Betuwse Waard. Het project werd feestelijk afgerond samen met dijkbewoners, projectteamleden, medeoverheden en vele andere genodigden. We spraken met dijkbeheerder Wim Cornelisse over de laatste fase van het project: het inzaaien van de kruidenrijke toplaag.
Een 13,3 kilometer lange dijk is een hele operatie. De begroeiing is dan maar een klein onderdeel. Hoe wordt daar naar gekeken binnen het project?
‘Ik zie het zelf zo: het mengsel dat je inzaait is inderdaad een klein onderdeel, maar het is wel een belangrijk onderdeel. Het draagt bij aan de sterkte van de dijk. Een aannemer is heel goed in het werken met grond, damwanden, asfalt en al die harde materialen. Alleen is onderhoud van de grasmat bijzaak voor hem. Die aannemer heeft maar één prikkel en dat is zo snel mogelijk een gesloten grasmat hebben. Dus als je aannemer bent, dan zaai je een mengsel in dat zo gauw mogelijk opkomt in hoge dichtheden, zoals D1 en D2, lekker goedkoop en heel effectief. Als je daarna nog bloemrijke dijken wilt ontwikkelen, dan is dat heel lastig. Er staat zoveel gras, daar krijg je geen kruiden meer in. We zijn heel bewust afgestapt van gangbare grasmengsels inzaaien. Als Waterschap Rivierenland hebben we gezegd: wij nemen zelf de regie. We gaan met andere zaaidichtheden en-hoeveelheden werken. Gaat het mis, dan zadelen we de aannemer daar niet mee op.’
‘Als Waterschap Rivierenland hebben we gezegd: wij nemen zelf de regie. We gaan met andere zaaidichtheden en -hoeveelheden werken. Gaat het mis, dan zadelen we de aannemer daar niet mee op.’
Hoe gaat het inzaaien op een dijk in zijn werk?
‘Als er een dijkvak in juni gereed komt dan ga je niet direct inzaaien, want dat is een lastige zaaimaand voor een talud: één zomers buitje en al je zaden spoelen weg. Je laat het liggen totdat je gaat inzaaien in september, dan hebben de zaden betere kansen om te kiemen. Als je verwacht dat er veel zaden aanwezig zijn, dan hoef je het niet in te zaaien. Maar dan moet je wel de keuze maken: hoe is de laatste bewerking geweest en hoe ligt het maaiveld erbij? Zitten er bijvoorbeeld veel oneffenheden in? Dat kan gebeuren bij de laatste gang met de bulldozer, dan staan al die nokken erin. Dat is lastig voor het maaionderhoud. Uiteindelijk hebben we zo’n 95 procent wel ingezaaid en onze laatste monitoringsrapport laat zien dat er van de 28 soorten die in het mengsel zaten, er 23 zijn opgekomen.’
De werkwijze is dus heel anders dan met ‘traditionele’ grasbekleding?
‘Ja, en je moet het ook durven als Waterschap. Met een bloemrijke dijk zit je iets langer met een zwakkere zode, want je hebt nog geen goede beworteling. Je zult het een jaar met een grasmat moeten doen die nog geen sterkte heeft. Daarom bieden binnentaluds kansen. Een dijk wordt altijd aangelegd met een overhoogte van zo’n 10,15, 20 centimeter, om onvoorziene effecten, zoals zetting in de ondergrond, op te vangen. [Zetting is een proces waarbij grond wordt samengedrukt door een bepaalde belasting of druk, MW]. Je kunt gerust de eerste drie jaar op je binnentalud een iets minder sterke zode hebben, omdat je toch geen overslag van water verwacht. Voor buitentaluds is dat een ander verhaal. Vandaar dat we de zaaihoeveelheden daar toch iets anders hebben. De kruideninzet is daar minimaal. We zaaien standaard op de binnentalud 15 kilo dijken basis gras en 2,2 kilo dijken basis kruiden. Voor het buitentalud gebruiken we 30 kilo gras en 1,5 kilo kruiden.’
Wat betekent dat voor het beheer?
Als je in het land kijkt, dan scoren wij heel goed met onze dijken qua hoeveelheid bloemen. Dat is een proces van jaren! We zijn al twintig jaar bezig met maaien en afvoeren. Klepelen hebben we al heel lang achter ons gelaten. Hoewel er wel uitzonderingen zijn. Eén keer een vervelende pionierssoort en je moet toch ingrijpen. Een voorbeeld: vorig jaar hebben we twee weken met een man of drie zuring gestoken, op heel vervelende plekken. Door de bank genomen ging dat goed, alleen ja, op een paar stukken bleef er zuring opkomen. Vorige week hebben we daarom toch een aantal stukken geklepeld. Dat is heel vervelend, maar voorlopig zie ik nog geen andere oplossing. Verder zijn we heel tevreden. We plannen de eerste maaibeurt in de eerste twee weken van mei en de tweede maaibeurt komt eind augustus, begin september. Als je dat maar vol blijft houden, dan is dat een goede manier van onderhoud. Vooral niet te veel wisselen. Soms moet je even meebewegen met het seizoen, maar die mogelijkheid is er bij ons. Bovendien, wordt er altijd en alleen gemaaid in goed overleg met alle collega’s.’
Als je in het land kijkt, dan scoren wij heel goed met onze dijken qua hoeveelheid bloemen. Dat is een proces van jaren! We zijn al twintig jaar bezig met maaien en afvoeren.’
En kiezen jullie dan voor gefaseerd maaien?
‘Wij hebben gekozen voor een voor Waterschap Rivierenland haalbare variant: wij faseren zes weken tussen het binnen- en het buitentalud, afhankelijk van de ligging van de zon. We verwachten de meeste biomassa in mei en maaien de eerste twee weken in mei en de andere zijde maaien we zes weken later. Dan zie je een heel lang bloemenaanbod.’
Komen er soorten af op kruidenrijke dijken waar je als dijkbeheerder niet op zit te wachten, zoals dassen bijvoorbeeld?
‘Nee, dat denk ik niet. De hele biotoop moet geschikt zijn. Hij moet zijn burcht kunnen maken; er moet wat bos zijn, wat hout, wat steile wanden links en rechts en dan zal hij het leuk vinden. Hetzelfde geldt voor konijnen, vossen en zo meer.’
Zijn bloemrijke dijken duurder in aanleg dan grasdijken?
‘Dat is verwaarloosbaar op zo’n project. Een kilometer stalen damwand dat is miljoenen en zaden van kruiden is nooit die miljoenen.’
Hoe reageren bewoners op zo’n bloemrijke dijk?
‘Het ligt eraan om wie het gaat. De ene bewoner zegt: “Ik vind het echt fantastisch, je helpt de bloem, de bij en de leefomgeving.” De andere bewoner vindt het dramatisch, want die wil elke week het gazonnetje maaien en krijgt nu al die ‘rotzooi’ in het gazon. We houden daarom ook rekening met de bewoners. Soms zouden we bloemen wat langer willen laten staan en zaad laten schieten, alleen kan dat niet altijd omdat de dijk dicht tegen de bewoning aan zit. Het is dus niet zo dat we zeggen: jongens, we gaan nu alles op alles zetten voor bloemrijke dijken. Nee, soms moet je door de omgeving andere dingen doen. Maar over het algemeen wordt er positief op gereageerd en heeft een klein percentage er wat moeite mee.'
‘Op een dag stonden Cyril Liebrand en ik op de Rijndijk in Opheusden en daar was een enorme bloemenzee. Het was fantastisch, zo veel kleur. Maar toen vroeg Cyril aan mij: “Wim, hoor je iets?” Ik zei: “Nee, ik hoor niks.” Toen zei hij: “Joh, hier had het toch moeten zoemen van insecten? Ik zie er geen één. Hoe kan dat nou?”
Hoe raakte jij zelf betrokken bij bloemrijke dijken?
Ik heb in de fruitteelt gewerkt en ik dacht er vroeger anders over. Maar op een dag stonden vegetatiekundige Cyril Liebrand en ik op de Rijndijk in Opheusden en daar was een enorme bloemenzee. Het was fantastisch, zo veel kleur. Maar toen vroeg Cyril aan mij: ‘Wim, hoor je iets?’ Ik zei: ‘Nee, ik hoor niks.’ Toen zei hij: ‘Joh, hier had het toch moeten zoemen van insecten? Ik zie er geen één. Hoe kan dat nou?’ Toen gingen mijn ogen open. Verrek, dacht ik. Wat is hier gebeurd? Het bleek dus dat heel veel zaad afkomstig was uit de Balkan en dat onze insecten daar helemaal niet op afkwamen. Toen dacht ik: wat kun je fouten maken zeg, terwijl je denkt goed bezig te zijn. Jaap Bronsveld van WS Rivierenland, Jan van der Salm van bureau H+N+S en ik zijn toen goed gaan rondkijken en hebben toen dit beleid uitgewerkt voor dijkversterking in de Betuwse Waard.’
Er was dus duidelijk een intrinsieke motivatie om hiermee aan de slag te gaan?
‘Ja, dat klopt. Je moet er als dijkbeheerder ook een beetje positief instaan, dan kun je wat bereiken. Als je denkt: ik zie wel wat ze opleveren, dan gaat het niet goed. Ik denk dat je er zelf wel achter moet staan. Ik denk dat iedereen bij ons in de organisatie er nu ook achter staat. Het ligt er ook aan hoe de organisatie is ingericht. Wij dijkbeheerders hebben een redelijke stem in het geheel. De dijkversterking Neder Betuwe wordt nu aanbesteed en daar gaan we op dezelfde voet verder. Gelukkig is biodiversiteit echt een thema tegenwoordig. In de gesprekken die we van te voren voeren, ook met de omgeving, wordt dit meegenomen en worden bloemrijke dijken gepresenteerd. Ondanks dat het voor de aannemer maar een klein onderdeel van het geheel is.’