De artistieke kant van een bloemenweide
een interview met Stefan Cools van het kunstproject Lepidoptarium
Op een zestal plekken in Limburg – in de gemeente Peel en Maas, Leudal, Echt-Susteren, Valkenburg, Meerssen en Maastricht – zijn afgelopen mei Cruydt-Hoeckzaden gezaaid. De bloemenvelden in wording zijn onderdeel van het kunstproject Lepidoptarium van Stichting IKL, The Butterfly House en beeldend kunstenaar Stefan Cools en worden door 70 vrijwillige ‘burgeronderzoekers’ gemonitord.
Cruydt-Hoeck sprak met de kunstenaar over hoe zijn fascinatie voor het meconium van vlinders leidde tot het grootschalig zaaien van bloemenvelden (in Maastricht is 1 hectare gezaaid!)…
Wat is meconium precies en waarom ben je er zo in geïnteresseerd?
Meconium is de eerste zeer geconcentreerde ontlasting van een vlinder die net uit zijn cocon komt. Nu staat mijn kunst al lange tijd in het teken van vlinders en hun leefwijze waardoor ik tijdens onderzoek ontdekte dat meconium zijn kleur niet verliest. Waar het menselijk bloed bijvoorbeeld doordat het in aanraking komt met zuurstof in korte tijd verkleurd naar bruin, behoudt het meconium zijn kleur. Ik ontdekte groen, geel, oranje en rood- en bruintinten. De distelvlinder heeft bijvoorbeeld een diep rode kleur meconium. Maar het meconium van de dagpauwoog en de atalanta, die beiden de brandnetel als waardplant hebben, verschilt weer van kleur. Dus de kleur is niet afhankelijk van het voedsel dat ze eten. Maar mijn interesse ligt in het feit dat het niet van kleur verschiet. Hoe komt dat? Dat wil ik graag weten.
Wil je het meconium dan ook als basis voor verf gebruiken?
Ik verzamel meconium, maar ik schilder er niet mee. Ik maak abstract werk, het gaat mij om de verbeelding en de kleur.
En hoe gaat het met je onderzoek naar het meconium?
Ik ben nu zover dat ik precies op de minuut weet wanneer een cocon van een distelvlinder uit gaat komen zodat ik het meconium op kan vangen.
En deze interesse voor meconium leidde jou naar de inheemse bloemenweide…
Precies. Om het meconium van vlinders te kunnen onderzoeken, wil ik vlinders aantrekken en daar heb ik uiteraard de wilde plant voor nodig. Zo is het project Lepidoptarium ontstaan.
Vertel, wat houdt Lepidoptarium in?
Ik wil als kunstenaar niet alleen in musea werken. Ik wil een breder verhaal vertellen. Daarom werk ik samen met Stichting The butterfly House en IKL; zij zijn sterk in educatie en participatie. Samen met IKL hebben we in mei de zes velden handmatig gezaaid. Met de Cruydt-Hoeckmengsels G1 met A6 (eenjarige akkerbloemen). Daar hebben we nog soorten aan toegvoegd zoals bijvoorbeeld Gewone rolklaver, want dat is een belangrijke plant voor de Sint jansvlinder, het Icarusblauwtje, Klein geaderd witje en het Bruin dikkopje.
De komende twee jaar worden de velden gemonitord door een zeventigtal vrijwillige ‘burgeronderzoekers’. Zij zijn de afgelopen periode voorzien van instructies en gaan maandelijks één vierkante meter monitoren en registreren welke vegetatie er groeit en welke vlinders er op het veld afkomen. Dan kunnen we straks ook een vergelijking maken tussen de zes velden. Daarnaast gaan ze artistiek onderzoek doen. We vragen de vrijwilligers bijvoorbeeld om foto’s van de lucht te nemen. Een strakblauwe hemel betekent goed vlinderweer. Zichtbare wind die door de bomen waait, weer minder. Na twee jaar volgt er een kunstenaarsboek en een tentoonstelling in museum De Domijnen in Sittard.
En hoe vergaat het de burgeronderzoekers?
Ik merk dat als we in de bloemenvelden aan het werk zijn mensen verhalen beginnen te vertellen over wat ze allemaal gezien hebben. Ze gaan echt zelf ontdekken. Alle waarnemers registreren hun waarnemingen op waarneming.nl onder de projectnaam Lepidoptarium. En de eerste koolwitjes en dikkopjes zijn al gesignaleerd. De gele ganzenbloem en de korenbloemen bloeien al. Wonderbaarlijk dat dat in zo korte tijd opkomt. Ik ben er overiegns zelf ook eigenlijk iedere dag. Om te observeren.
Hoe kijk jij naar de inheemse plant?
Ik ben heel erg voor de inheemse plant. Vlinders hebben weinig aan de planten die we in tuincentra kopen en die veredeld zijn. Deze planten hebben weinig relatie met de insecten die hier in Nederland voorkomen. We planten ze in onze tuinen voor het oog, voor de schoonheid ervan. Ik zie een steriele Hortensia, een plant zonder voortplantingsorganen, niet echt als een natuurlijke plant, maar meer als decorstuk. Iets om naar te kijken. Voor mij heeft dat weinig toegevoegde waarde. Ik zie een plant als onderdeel van een biotoop waar insecten in voorkomen en de bodem een belangrijke rol speelt.
Wat heeft het zaaien van de bloemenweides je tot nu toe gebracht?
De menselijke hand is belangrijk. Ik vind dat een mooi proces. We moeten invloed uitoefenen om de bloemenweide in stand te houden. Het is een cultuurlandschap dat van oudsher door het hooien zo is ontstaan. Door goed beheer komt op sommige plekken de bloemrijkheid weer terug. Wij zijn wezenlijk onderdeel van dit proces.
Als jij met je kunstenaarsblik naar een bloemenweide kijkt, wat zie je dan? Hoe ziet de artistieke kant van een bloemenweide eruit?
Door in de huid van vlinders te kruipen word ik onderdeel van de natuur in plaats van toeschouwer. Dat betekent dat ik naar het bloemenveld wil kijken als een vlinder. Zij ervaren het landschap totaal anders dan mensen. Gele bloemen bevatten veel nectar, dus het oog van een vlinder is altijd op zoek naar gele bloemen. Ik ga momenteel met een kleurenstaal het veld in om de kleur geel van de Gele ganzenbloem te vangen. Straks heb ik dus een kleurenwaaier van geeltinten in de meest uiteenlopende kleurschakeringen: de wereld van de vlinder. Vanuit een andere blik iets proberen te benaderen, daar gaat Lepidoptarium eigenlijk over. Vanuit de menselijke en niet-menselijke blik te bekijken, te leren en begrijpen. Wij zijn gelijk aan die vlinder. En dat besef probeer ik op deze manier zichtbaar te maken, door deze manier van werken met verwondering en vragen als uitgangspunt.
Lees meer over Lepidoptarium en Stefan Cools