Distelbremraap - Orobanche reticulata
Distelbremraap - Orobanche reticulata
De Distelbremraap of Bleke bremraap zoals deze ook wel wordt genoemd is een indrukwekkende parasiet. In Nederland vrijwel alleen aangetroffen in het rivierengebied. In de Nederlandse Oecologische Flora wordt beschreven dat de geschikte groeiplaatsen van de soort waarschijnlijk veel groter zijn dan daar waar hij zij wordt aangetroffen. Voorwaarden zijn een iets ruderale omgeving zodat zijn gastheren, de distels,het naar hun zin hebben. Achtergronden: De soort parasiteerd op Vederdistel (Cirsium sp.) en op Distel (Carduus). Verder meldt Kreutz de soort nog op Cirsium erisithales, Carlina acaulis, Scabiosa lucida, Carduus defloratus en Knautia dipsacifolia.
Specificaties
Bestuiving/nectar: | Hommels, Vlinders, bijen, zweefvliegen |
---|---|
Bloeimaanden: | juni, juli |
Bloeitijd beginmaand: | juni |
Bloeitijd eindmaand: | juli |
Eigenschappen: | Bijzondere soorten |
Grondsoort: | kalkhoudende grond, leem, zand, zandige klei |
Grondvoorkeur: | Algemene gemiddelde grond, Kalkrijke grond, Lichte grond, Zware grond |
Hoogte tot: | 90 |
Inheems/uitheems: | Inheems in Nederland |
Levensduur: | Vaste plant |
Licht: | halfschaduw, zonnige plek |
Natuurlijke groeiplaatsen: | Grasland, Helling |
Parasitair: | Parasitaire plant |
Vocht: | vochtig |
Voedselrijkdom: | voedselrijke grond |
Specifieke instructies zaaien en verzorging
De zaden van deze koudekiemer moeten eerst vocht op kunnen nemen in een warme periode (2 tot 5 weken). Daarna doorbreekt een periode van kou (tussen +5 tot -5°C) de kiemrust. Hoe lang zo’n periode moet zijn, is per soort verschillend. Temperaturen lager dan -5°C verlengen de periode, omdat het proces dan stil staat. De natuurlijke winteromstandigheden zijn meestal het meest effectief voor het doorbreken van de kiemrustperiode. De kieming kan soms wat langer op zich laten wachten.Algemene verzorginstructies
De Distelbremraap of Bleke bremraap zoals deze ook wel wordt genoemd is een indrukwekkende parasiet. In Nederland vrijwel alleen aangetroffen in het rivierengebied. In de Nederlandse Oecologische Flora wordt beschreven dat de geschikte groeiplaatsen van de soort waarschijnlijk veel groter zijn dan daar waar hij zij wordt aangetroffen. Voorwaarden zijn een iets ruderale omgeving zodat zijn gastheren, de distels,het naar hun zin hebben. Achtergronden: De soort parasiteerd op Vederdistel (Cirsium sp.) en op Distel (Carduus). Verder meldt Kreutz de soort nog op Cirsium erisithales, Carlina acaulis, Scabiosa lucida, Carduus defloratus en Knautia dipsacifolia.
Specificaties
Bestuiving/nectar: | Hommels, Vlinders, bijen, zweefvliegen |
---|---|
Bloeimaanden: | juni, juli |
Bloeitijd beginmaand: | juni |
Bloeitijd eindmaand: | juli |
Eigenschappen: | Bijzondere soorten |
Grondsoort: | kalkhoudende grond, leem, zand, zandige klei |
Grondvoorkeur: | Algemene gemiddelde grond, Kalkrijke grond, Lichte grond, Zware grond |
Hoogte tot: | 90 |
Inheems/uitheems: | Inheems in Nederland |
Levensduur: | Vaste plant |
Licht: | halfschaduw, zonnige plek |
Natuurlijke groeiplaatsen: | Grasland, Helling |
Parasitair: | Parasitaire plant |
Vocht: | vochtig |
Voedselrijkdom: | voedselrijke grond |